In de nasleep van de affaire rond het verboden boek Uitgeverij Guggenheimer werd cult en veelschrijver Herman Brusselmans overspoeld met een schier oneindige reeks scabreuze scheldbrieven en vleierige sympathiebetuigingen. De een noemde hem een pornograaf en schuinschrijver, een geestelijk invalide en een non-talent. De ander prees hem als de volbloed satiricus die werkt binnen een eeuwenoude literair-politieke traditie. Ruim een jaar na de feiten zijn hetze en heisa wat uitgedoofd. In afwachting van proces ten gronde, probeert de redactie van het NWT het vonnis-Brusselmans in perspectief te stellen en wordt op initiatief van Antwerpen Open de essaybundel De militanten van de limiet gepubliceerd waarin fenomenen als censuur en het recht op vrije meningsuiting minutieus worden bestudeerd. En de schrijver zelf? Die blijft ondanks alles gewoon schrijven en heeft net een nieuw ego-document uit.
Het in de pers omstandig becommentarieerde incident heeft de voorman van de Vlaamse letteren er niet van weerhouden nog maar eens een boek op de markt te brengen. Wie voortgaat op citaten als De verhalen die ik te vertellen heb en hoe ik ze vertel zijn ondergeschikt aan de hoeveelheid poen die ik met het boek waarin ze worden opgetekend hoop te verdienen. Ik ben een schrijver en ik heb een nieuw huis af te betalen, moet al gauw tot de conclusie komen dat de publicatie van Vergeef mij de liefde weinig van doen heeft met liefde voor de schone schrijfkunst, maar alles met winstbejag. Is het werkelijk zo droevig gesteld met de man die zich ooit de Mooie Jonge Oppergod van de Vlaamse letteren liet noemen? Of hebben we hier te maken met een reeks boutades?
Uiteraard beleef ik nog steeds plezier aan het schrijven, corrigeert Brusselmans. Maar daar heeft de lezer niks mee te maken, die kent alleen het eindresultaat en dat is het boek. Het is per definitie zo en hoeft niet eens vermeld te worden. Een andere motivatie is geld, uiteraard. Als een Mercedes-verkoper bij jou aan de deur komt, dan beweert die vent toch ook niet dat hij die job alleen doet omdat hij dat soort wagens prachtig vindt, helemaal ondersteboven is van die spitsvondige technologie. Niemand neemt het hem kwalijk als hij ervoor uitkomt dat de financiële kant van de zaak ook even meespeelt. Ik lever een product af en dat moet nu eenmaal verkocht worden. We leven in een tijd waarin een boek evenzeer aan de man moet worden gebracht als een auto. Zelfs als er niets meer overblijft van mijn schrijversambities, van mijn literaire innerlijke kracht, dan is er nog altijd het feit dat dit nu eenmaal mijn broodwinning is. Anderzijds: als ik morgen via vertalingen tien miljoen exemplaren verkoop, dan hoef ik het niet meer te doen voor de poen, maar dat betekent niet dat ik ermee ophoud.
Van twee vrouwen
In Zul je mij altijd graag zien (1997) laat het vertellende alter ego van Brusselmans zich en passant ontvallen: En dus ben ik nu weer van plan om een geheel autobiografisch boek te schrijven. Maar met welk materiaal? Mijn vaste relatie met Phoebe is te stabiel om er een boek mee te vullen.
Lees: een kink in de relationele kabel en een beetje emotionele misère zijn onontbeerlijke elementen voor het soort schrijver wiens boeken door het leven gedicteerd worden. Vergeef mij de liefde, het meest recente ik-boek van de man die sneller schrijft dan zijn schaduw is dan ook geïnspireerd op een misschien wel universele amoureuze problematiek. Wat als je plots tot de conclusie moet komen dat je van twee vrouwen houdt? Brusselmans eponieme vertellersfiguur, een getormenteerde zielsmens, is verknocht aan vrouw numero uno Phoebe, maar wanneer het geheime meisje zijn pad kruist, valt er niet meer te ontsnappen aan de dubbelliefde. Emma wordt aanbeden, misschien ook bevoeld en bevingerd, maar bovenal ontketent ze een emotionele tyfoon die het hele, zorgvuldig geordende leven van haar slachtoffer destabiliseert. Panische angstaanvallen en psychosomatische buikkrampen, beklemmende verwarring en verscheurende hartenpijn worden zijn deel. Hij piekert zich suf, slaat aan het verklaren en analyseren, blijft een dikke vijfhonderd paginas naar een oplossing zoeken maar het mag niet baten: de liefde laat zich niet vergeven, laat staan vergeten.
Dit narratieve skelet wordt verder ingekleed met transcripties van de absolute non-gesprekken die de stamgasten van het etablissement De Verzonken heuvel voeren, een gedetailleerde weergave van de dagelijkse activiteiten van het centrale personage en fragmenten uit een onwaarschijnlijk eindigend detectiveverhaal waarin naast onthoofde en gemolesteerde vrouwen ook de fictieve rechercheur Danny Dio en de homoseksuele inspecteurs Kohn en Meijer een glansrol vertolken. Onzin en dolle praatjes, honderden bladzijden vol. Er wordt thee gedronken en met de hond gewandeld, gebeld en gemaild, geschreven, gefilosofeerd en gelald, er wordt aan verbaal pootjehaken gedaan en er worden hatelijke sneren uitgedeeld. Er is ontroering bij het zien van de film Titanic, vertedering en verontwaardiging, uitzinnige vreugde en doorleefd verdriet. Van alles wat maar niks nieuws, zoals de schrijver zelf herhaaldelijk opmerkt. Dezelfde themata en motieven steken de kop op: eeuwige angst, nostalgie en de schimmen van een ver verleden, de gedachte aan de overleden moeder en onvervalste misantropie.
Recycleert Brusselmans doelbewust of is die herhaling het gevolg van bepaalde beperkingen? Allebei. De topics die je als schrijver hanteert behoren tot je gedachte of leefwereld en de keuze ervan heeft ook veel te maken met toeval en met omstandigheden. Je kiest themas uiteraard zelf, maar voor een deel worden ze aangereikt door de realiteit, ze worden je opgedrongen. Ik schrijf vaak over liefde, relaties, monogamie en verveling omdat het mij in het dagelijkse leven heel erg interesseert. Door op relatief korte tijd twintig boeken te schrijven ben ik bovendien, zoals jij daarnet zei, een soort genre op mezelf geworden, zowel verguisd als bejubeld. Zoals Claus en Lanoye en Geeraerts, ook allemaal oeuvrebouwers. Ik zeg dat in alle bescheidenheid, maar het is wel zo. Op die manier wordt je werk erg herkenbaar, je krijgt een bepaalde eigen stijl. Of dat saai is? Vergelijk het met het moment waarop je een pot lekkere, dampende stoverij voorgeschoteld krijgt. Je zult niet na één stukje ophouden met eten omdat het tweede brokje net hetzelfde smaakt. Als je een hele emmer opeet, ben je het uiteraard beu. Ik serveer ook geen boeken per emmer. Ik beperk me tot twee boeken per jaar en dat is maar een kommetje stoverij. Zeggen dat ik altijd hetzelfde boek schrijf, is trouwens onzin. Vrouwen met een IQ bijvoorbeeld valt nooit te vergelijken met Guggenheimer wast witter. Het is zo dat ik in mijn boeken soms met lang haar en sletsen rondloop en dan weer met mijn haar in een staart en met caoutchouc botten of met groen haar en op plateauzolen, maar wezenlijk blijft de stijl uiteraard wel hetzelfde. Je hebt je stem, ook literair: waarom zou je dat veranderen?
Papier is fictie
Sinds jaar en dag noemt Brusselmans zich zichzelf een schrijver van autobiografische, fictieve prozakunst. Het eigen bestaan wordt zorgvuldig in kaart gebracht; impliceert dit meteen ook dat zijn romans kunnen beschouwd worden als naturalistische sleutelromans? Kan elk beschreven voorval teruggebracht worden op een ware gebeurtenis? Op het moment dat iets op papier komt te staan, wordt het per definitie fictie, zegt Brusselmans. De pure autobiografie bestaat niet. Zelfs een op de meest platte manier geschreven dagboek is niet zuiver autobiografisch. De enige zin die je kunt schrijven en die waarheidsgetrouw is, is ik ben nu deze zin aan het schrijven. Als je schrijft gisteren liep ik door de Veldstraat dan kan dat wel waar zijn, maar het is alleen effectief zo op het bewuste moment. De manier waarop je zon voorval de dag nadien bekijkt en weergeeft, wordt al weer beïnvloed door de toestand waarin je je tijdens het schrijven bevindt. Je kunt je uiteraard beperken tot beschrijvingen als: Ik zit in het huis, de muren zijn wit en het plafond ook. Er staat een fles wijn op tafel en mijn vrouw is 1 meter 62. Dat soort hyperrealisme bestaat, zowel in de letteren als in de schilderkunst, maar mijn literatuur moet altijd gefilterd, aangedikt of whatever zijn door de waanzin, de kracht of de ontoereikendheid van mijn geest. Wat ik gebruik in mijn literatuur en wat herkend wordt door andere mensen, dat is volledig op hun rekening te schrijven. De zogenaamde vervormde of gekleurde werkelijkheid die ik hen oplepel, gaan ze zien als de echte realiteit. Eigenlijk is het een groot compliment te weten dat ik mijn illusie in de ogen van een lezer tot realiteit kan maken. Je schrijft niet met dat motief of met die bedoeling maar het maakt wel de kracht van fictie uit.
Hoewel Brusselmans in Vergeef mij de liefde grosso modo volgens hetzelfde stramien werkt als in zijn overige romans (nu al een dertigtal), wordt de beproefde formule op verschillende punten subtiel gewijzigd en zorgt hij zo nu en dan voor onverwachte ingrepen. Naast commentaren op de eigen schrijverstechnieken, bedenkingen bij de sociale codes van het literaire en culturele bedrijf wordt ook een aantal fotos ingelast en slaat de schrijver op een bepaald punt een vierhonderdtal paginas over, just for the fun of it. Hoe moeten we dat gaan interpreteren? Dat is een onderdeel van het plan. Als ik schrijf dat ik x-aantal paginas geschrapt heb, dan geef ik daarmee aan dat iemand effectief een biografie van negenhonderd paginas kan schrijven, maar dat een goede schrijver weet wanneer hij bepaalde dingen niet moet vermelden. De fotos, zowel die van een mesthoop als die van koningin Paola, hebben een gelijkaardige functie. In een autobiografie of een biografie wordt vaak een jeugdfoto opgenomen van de schrijver, waarbij dan gesuggereerd wordt dat je in de ogen van die kleine al kunt zien dat hij later een genie wordt. Absolute bullshit natuurlijk, een belangrijke foto uit het leven van een schrijver is maar zoveel waard als een foto van een paar sokken. Het is een vorm van relativeren, dat is het kernwoord bij alles wat ik doe.
De poëtica van HB
In een interview met Humo wist Brusselmans te melden dat hij in dit boek heel wat kwijt wilde over de eigen literatuuropvattingen. Of hij die gemakkelijkheidshalve even kan samenvatten? Mijn poëtica bestaat uit de overtuiging dat de literatuur met al haar beperkingen moet onderkend worden door de schrijver in zijn literatuur zelf. In een roman moet je aan de lezer duidelijk maken dat hij een verhaal aan het lezen is en dat we bezig zijn met een spel. Er moet een element van metafictie in zitten, maar dat is niet het thema van de roman; anders moet je je toespitsen op non-fictie, op essays over hoe het zit met literatuur in de 21ste eeuw. Een roman is een mozaïek, er moet een kader zijn en je moet het geheel aan de muur kunnen ophangen en zien wat het allemaal voorstelt. Je hoeft niet elk element te kunnen decoderen. Het geeft eerder iets van ik zie hier een beest, het zou een hond kunnen zijn maar ik moet het toch nog eens beter bekijken. Ik wil alles in een roman stoppen, maar dat wordt niet altijd begrepen. Ik las een tijd geleden in een krant een recensie waarin iemand het had over de platte billenkletserij in de boeken van Huppeldepup, mezelf dus. Ik begrijp zon opmerking niet, want mijn gebruik van humor is erg divers. Het gaat van ironie en sarcasme tot absurdisme en woordspelingen.
Ieder verzinsel, alles wat product is van fantasie, alles wat creatie is, moet in de eerste plaats het publiek amuseren. In de tweede plaats mag er van alles bijkomen. Niet iedereen moet de tijd en de gave hebben van de beroepsrecensent en alles precies kunnen analyseren. Dat is de grote fout van gestudeerde, verstandige critici en highbrow lezers, ze hebben het gevoel dat ze zich moeten schamen als ze zich geamuseerd hebben met een boek van mij. Hetzelfde geldt voor thrillers, die zijn ook nooit aanvaard als een volwaardige vorm van literatuur. Het uitgangspunt is dat een boek in de eerste plaats het leven zelf moet doorgronden in de diepte. Een van mijn stellingen is onder andere dat wij allemaal oppervlakkige en door onze dierlijkheid geïnspireerde sukkels zijn. Natuurlijk kan een boek een bepaalde symbolische waarde hebben en dingen blootleggen die de lezer voor zichzelf niet kan ontdekken. Maar het is maar hoe je het beschouwt. Wat is de diepte van de literatuur die ik volgens sommigen niet kan bereiken? De stijl verbloemt een beetje dat er een boel inzit, het is spijtig dat ik het zelf moet zeggen. Er is een anekdote over Julien Weverbergh die als jonge snaak bij Claus aankwam, in de tijd van Bok en Mep en andere tijdschriften uit de jaren zestig. Hij had zijn analyse van Omtrent Deedee opgetekend in een bijzonder complex soort landkaart. Claus bekeek die en zei zoiets als het zal wel zo zijn zeker. Ik zelf weet echter heel goed wat er in mijn boeken steekt, maar ik kan het moeilijk uitleggen aan elke recensent.
Het proces
Hoewel hij ergens rond pagina 521 beweert met geen gebenedijd woord over de zaak te zullen reppen, sluipen hier en daar toch een aantal terloopse, nu eens nurkse en bittere dan weer lichtvoetige kanttekeningen bij de zaak-Demeulemeester de roman binnen, à la Ze mogen mijn boeken verbranden, ze mogen mij lelijk en afstotelijk noemen, ze mogen mij een monster vinden maar nooit zullen ze mijn emoties jatten. Ik ben wie ik ben en daarmee zal ik, als het nodig is, de hele wereld blijven pesten. De onvermijdelijke vraag moet dan ook vallen: zit het hem niet hoog dat de kwestie aan de vooravond van het proces opnieuw opgerakeld wordt door pers en media? Het is ergens ook logisch, sinds vorig jaar kan niemand iets over censuur schrijven zonder die zaak te berde te brengen. Zelf hou ik me afzijdig. Ik word nog steeds gevraagd om aan debatten deel te nemen of opiniestukken te schrijven, en ik zou dat heel graag doen. Maar het zou niet bepaald verstandig zijn, in de context van het proces. Ik ben me ervan bewust dat het erg dwaas klinkt als ik zeg dat ik moet oppassen en van mijn advocaat bepaalde dingen niet mag schrijven, maar het is gewoonweg zo. Alles wat ik zeg in het openbaar of laat publiceren kan tegen mij gebruikt worden. Ik beledig Ann Demeulemeester niet, maar ik zeg ook niet dat ik er spijt van heb, ik blijf op de vlakte omdat dat nu eenmaal de beste manier is om het aan te pakken. Het vreemde is nog altijd dat zij nooit een topic is geweest. Ze is op een toevallige manier in het boek geslopen. Voor hetzelfde geld stond Dirk van Saene of een andere modeontwerper er op een gelijkaardige manier in vermeld. Je moet nuanceren en verschillen onderkennen. Als ik zeg dat jij gisteren geneukt ben door 65 negers en jij doet mij daarvoor een proces aan, dan is dat bullshit want we weten allemaal dat dat niet waar is. Ik denk wel dat het klimaat nu misschien repressiever is. Er is namelijk een bepaald precedent geschapen. Het is voor haar erg makkelijk gegaan. Ze diende een eenzijdig verzoekschrift in en heeft op een simpele manier bereikt dat het boek tout court niet meer verkocht mag worden. Als zij in november verliest, dan wordt de situatie uiteraard weer anders en beseffen mensen dat het lang geduurd heeft en veel geld heeft gekost. De uitkomst valt echter onmogelijk te voorspellen, dus hou ik me gedeisd.
Zich op de vlakte houden betekent blijkbaar ook dat de schrijver de eigen vrijheid van expressie bewust gaat inperken. Naar verluidt werd het manuscript nagelezen op aanstootgevende uitspraken en werd een aantal riskante passages uit de oorspronkelijke tekst verwijderd. Als de schrijver het heeft over de weervoorspelster met de dikke tieten, weet half televisiekijkend Vlaanderen om wie het gaat, maar een naam wordt niet vermeld. Pure lafheid en angst? Op zon moment is het overbodig om die naam te noemen, maar er zijn inderdaad bepaalde passages met uitspraken over prinses Mathilde gecensureerd. Ik heb dat bewust gedaan, niet alleen om mezelf te beschermen, maar vooral uit consideratie voor de uitgever. Het is moeilijk om te bepalen wanneer je de grens overschrijdt. Je kunt net zo goed een hele scheldroman schrijven over Mathilde zonder dat daar een proces van komt. Er zijn bij wijze van spreken 299 mensen die nooit een rechtszaak tegen mij hebben aangespannen.
Sommigen zullen ongetwijfeld opmerken dat Brusselmans er beter aan had gedaan om ook op andere niveaus over te gaan tot zelfcensuur. Hij doet kond van heel intieme zaken en persoonlijke aangelegendheden en schrijft onverbloemd over de eigen relationele malaise. Je kunt opperen dat dit vervaarlijk dicht aanleunt bij het soort emotioneel exhibitionisme dat in praatprogrammas schering en inslag is. Het is de manier waarop, de stijl, die het verschil uitmaakt. Emo-tv gaat over gevoelens die ik en jij ook hebben, maar als je ernaar kijkt, lig je te krullen van plaatsvervangende schaamte. Ik hoop dat dit niet het geval is als je dit boek leest. Het gaat erover dat je een gevoel van herkenning of empathie krijgt. Zo van het is inderdaad wel pijnlijk als je verliefd wordt op iemand anders terwijl je een vaste relatie hebt. Als je schrijft over dingen die echt gebeurd zijn in je leven, moet je nadenken over waar de grens ligt voor jezelf maar ook kunnen anticiperen op waar de grens ligt voor de lezer en voor de betrokkenen. Het gaat hem niet alleen om het boek, dat heeft een bepaalde stijl, in televisieoptredens en interviews komt dat ik verliefd ben geworden op iemand anders ook aan bod. Ik weet echter nog altijd wat klef en gênant is. Kijk, je kunt het vergelijken met het zien van een verliefd koppel op café. Bij de een zul je dat vertederend vinden en bij een ander paar denk je: jongens doe zoiets toch thuis, ik moet ervan kotsen. Ik weet dat het een heel dunne grens is en ik praat daar dan ook over met mijn vrouw. Zij is van oordeel dat ik nog steeds aan de goede kant van de grens zit. Op bepaalde punten vermeld ik ook dat bepaalde informatie geheim moet blijven en niet in een boek thuishoort. Het verzwijgen is een vorm van bescherming voor de twee vrouwen in kwestie. Ik zou verder kunnen gaan voor mezelf. De Emma uit het boek heeft het manuscript gelezen en er staan zaken in die voor haar niet aangenaam zijn, maar ze heeft totaal geen last met haar rol in het boek. Ik heb het imago van iemand die iedereen de grond inboort, maar ik heb nog nooit een verkeerd woord geschreven over mijn vrouw, niet over Gloria-Gerda noch over Phoebe-Tania. Ik moet gedragen worden in het leven, ik kan mezelf niet ondersteunen; als ik de weinige mensen die dat voor mij doen afschiet, stort ik zelf in.
Verberg tekst